Sappho
Sappho was een lyrische dichteres uit het oude Griekenland. Anacreon noemt haar “de zoetzingende”, Lucianus “de honingzoete glorie van Lesbos”, en een aan Plato toegeschreven epigram (Anthologia Palatina IX 506) noemt haar de “tiende muze”.
Volgens André Lardinois zijn er drie soorten bronnen. Ten eerste Sappho’s (bewaarde) gedichten zelf, ten tweede de testimonia, ‘een verzameling verzinselen’ zoals Lardinois ze noemt, van een aantal antieke auteurs en ten derde is er de ‘historische context’, alles wat we weten over de tijd waarin Sappho leefde, namelijk de Archaïsche periode. Het is nodig voorzichtig met deze bronnen om te gaan, aangezien het moeilijk te achterhalen is in hoeverre ze te vertrouwen zijn. Zo is het onderscheid tussen het Ik in haar gedichten en het historische Ik zeer onduidelijk te maken. Men weet met andere woorden zelfs niet of haar poëzie wel als historische bron betrouwbaar is.
Een van de bronnen die biografische gegevens vermeldt, is de tiende-eeuwse Byzantijnse encyclopedie Suda, ongeveer vijftienhonderd jaar na Sappho. De Suda meldt dat zij haar floruit (bloeitijd) bereikte in de periode van de 42e Olympiaden (612 – 609 v.C.) en dus rond 630 v.Chr. moet zijn geboren. Haar sterfdatum is onbekend (omstreeks 580, 570 v.Chr.?). Ze was afkomstig uit Lesbos en haar geboortestad zou Mytilini of Eresos zijn.
Haar familie maakte deel uit van de lokale aristocratie en was actief betrokken bij de politiek in Lesbos. Als gevolg van de staatsgreep op het eiland na de opstand door Pittacus verbleef Sappho in het buitenland (Syracuse), maar uiteindelijk keerde ze in 581 v.Chr. naar Lesbos terug.
Het beeld van Sappho als lesbische dichteres dat zeker tot de 19e eeuw gangbaar was bij het brede publiek, vindt zijn wortels waarschijnlijk bij een gedicht van Ovidius, waarin Sappho een brief schrijft naar Phaon en impliciet haar liefde voor de meisjes uit haar kring vermeldt. Tot de 19e eeuw dacht men dat deze brief oorspronkelijk van Sappho zelf was en dat Ovidius deze vertaald heeft. Dat Sappho lesbisch was, werd dus al eeuwen aangenomen op basis van een fictieve brief.
Sappho’s poëzie is ambigu wat betreft haar seksuele geaardheid, aangezien ze zowel over heteroseksuele als homoseksuele verhoudingen schreef.
Dat er in haar poëzie geen expliciet fysieke uitingen van homo-erotische gevoelens bestaan, is niet bevredigend als argument dat ze niet homoseksueel zou zijn, aangezien de mannelijke dichters uit dezelfde periode niet in twijfel getrokken worden wanneer zij over hun pederastische relaties schrijven.
Ook haar gevoelens kunnen geen uitsluitsel geven over haar geaardheid, omdat het in de oudheid niet de gewoonte was uiterst persoonlijke gevoelens te beschrijven en als dit toch werd gedaan, dan werden ze altijd aan een god toegeschreven.
Er valt verder nog een kleine kanttekening te maken. In de tijd waarin Sappho leefde, de Archaïsche periode, werd geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen homo- en heteroseksualiteit. Sappho ‘lesbisch’ noemen, is dus een anachronisme. Pas na de Klassieke periode begon men dit onderscheid wel te maken en werden pederastische gevoelens steeds minder aanvaard. Lardinois concludeert hieruit dat ‘zolang dit onderscheid niet absoluut is, kan men in Sappho een algemeen erotische vrouw zien’.[7] Page Dubois beweert zelfs dat men zo weinig weet over de omstandigheden waarin Sappho’s gedichten werden opgevoerd of over haar leven, dat er eigenlijk niets kan afgeleid worden uit haar poëzie en dat zelfs de naam ‘Sappho’ als persoon of personage onzeker is.
In de negentiende eeuw kwam volgens DuBois de mythe in de mode dat zij bij haar terugkeer een soort kostschool voor aristocratische meisjes stichtte. Sappho zou de meisjes in haar kring voorbereiden op het huwelijk door hen een opleiding te geven in poëzie, muziek en dans. Volgens Claude Calame kan Sappho’s homo-erotische poëzie vanuit deze context verklaard worden: Sappho bereidde hen ook seksueel voor op het huwelijksleven. Sappho’s homoseksualiteit zou dan ingebed zijn in een sociale en educatieve context.
De sfeer van intimiteit tussen Sappho en meisjes in haar gedichten bezorgde haar de reputatie de vrouwenliefde aan te hangen, vandaar het woord “lesbisch” letterlijk “afkomstig van het eiland Lesbos”. Als zodanig werd ze ook in menige Atheense komedie opgevoerd. Uit Sappho’s gedichten spreekt eerder een biseksualiteit, van romantische bindingen binnen een groep als in de poëzie van Alcaeus en later Pindarus. Het is niet duidelijk of haar gedichten autobiografisch bedoeld zijn.
Sappho schreef in het Aeolische dialect van het Grieks, voornamelijk lyrische poëzie, liederen om gezongen te worden onder begeleiding van de lier. Haar werk kenmerkt zich door de verfijning van warme gevoelens. In een heel eigen stijl, getuigend van grote originaliteit, bezong zij haar eigen vrouwelijke wereld: de vertrouwelijke omgang met meisjes, muziek, feest, liefde, de natuurbeleving. De “diepste roerselen van haar ziel” wist zij zeer direct te verwoorden.
Naast deze persoonlijke gedichten schreef zij ook epische poëzie, epigrammen en bruiloftsgedichten.
Sappho’s lyrische gedichten bevatten de oudste bewaard gebleven persoonlijke expressie in de literatuur: eerdere poëzie, zoals die van Hesiodus en Homerus, handelde over de werken van goden en helden, of waren lofzangen voor de eredienst. Ook als musicus schijnt Sappho belangrijke innovaties te hebben gedaan: aan haar wordt de uitvinding van het plectrum toegeschreven en ze zou een aantal muzikale modi hebben bedacht.
Pas in de negentiende eeuw wordt Sappho’s werk herontdekt onder invloed van de Romantiek en door beroemde Duitse classici als Von Wilamowitz. De voornaamste wetenschappelijke standaarduitgave is die van Edgar Lobel en Denys Page.
-
Ik verlang en sta in brand: van Sapfo tot Sulpicia
AUTEUR(S): Sappho.
TAAL: Nederlands.
MEDEWERKER(S): Mieke De Vos.
UITGEVER: Athenaeum.
JAAR: 2020.
PAGINA’S: 141.
DRUK: Eerste editie.
FORMAAT: 183 x 122 x 15 mm.
GEWICHT: 187 gram.
STAAT: Nieuw (New).
UITVOERING: Hardback / harde kaft / gebonden.
ISBN/EAN: 9789025312282.BESCHRIJVING
Sapfo van Lesbos staat als een lichtend baken aan het begin van de literatuurgeschiedenis. Ze leerde hele generaties dichters hoe ze moesten schrijven: levendig, lyrisch, en intens persoonlijk. Er is niet veel bewaard gebleven van haar werk, maar wat er nog is maakt zo’n indruk dat Sapfo is uitgegroeid tot de beroemdste dichteres uit de geschiedenis.
Na Sapfo lieten meer vrouwen een nieuw en eigen geluid horen in de antieke dichtkunst. Anyte uit Arcadië verhief als eerste het landschap tot een onderwerp voor poëzie. Erinna dichtte een klaagzang over liefde en dood, Nossis verbeeldde een zinderende vrouwenwereld vol schoonheid en rituelen, Korinna herschiep de mythische wereld vanuit een vrouwelijk perspectief.
Sulpicia is de enige Romeinse vrouw van wie gedichten zijn overgeleverd; in haar cyclus over een grote liefde klinkt haar stem nu eens trots, dan weer kwetsbaar. Zo past ze perfect in dit koor van unieke stemmen van vrouwen uit de oudheid, voor het eerst bijeengebracht en vertaald in het Nederlands.